Auteur, boek en uitgeverij in de DDR, 1949-1990 : "die wunderbaren Jahre"

 

Bouw van de Berlijnse muur, augustus 1961

Auteur, boek en uitgeverij in de DDR, 1949-1990 : "die wunderbaren Jahre"

 

werkstuk ten behoeve van de vakgroep Boek en Informatiewetenschap

 

Aad van Duijn
Universiteitsbibliotheek Amsterdam
Singel 425
1012 WP Amsterdam

 

 

Inhoud:

Verantwoording

Inleiding

De verzamelde literatuur

Bibliografie

Noten

 

1-6-1998


 

Die Deutsche Demokratische Republik ist ein sozialistischer Staat der Arbeiter und Bauern. Sie ist die politische Organisation der Werktätigen in Stadt und Land unter Führung der Arbeidersklasse und ihrer marxistisch-leninistischen Partei... (Artikel 1, Verfassung der Deutschen Demokratischen Republik, 1974)

 

1. Jeder Bürger der Deutschen Demokratische Republik hat das Recht,den Grundsätzen dieser Verfassung gemäß seine Meinung frei und öffentlich zu äussern. Dieses Recht wird durch kein Dienst- oder Arbeitsverhältnis beschränkt. Niemand darf benachteiligt werden, wenn er von diesem Recht Gebrauch macht.

2. Die Freiheit der Presse, des Rundfunks und des Fernsehenss ist gewährleistet. (Artikel 27)


Verantwoording

 

Dit werkstuk bestaat uit een bibliografie, waarin relevante titels van boeken en tijdschriftartikelen bijeengebracht zijn rond het onderwerp "Auteur, boek en uitgeverij in de DDR, 1949-1990". Deze titels worden voorafgegaan door een inleiding en een samenvattende bespreking, zodat de lezer zich een - naar ik hoop - adequaat beeld van dit stuk recente Duitse geschiedenis kan vormen, zonder de bedoelde boeken en tijdschriftartikelen noodzakelijkerwijs zelf te lezen.

Het werkstuk is het resultaat van literatuurstudie en verder boekhistorisch onderzoek met name van de archieven van de voormalige DDR-uitgeverijen is zeker noodzakelijk

Om de positie van uitgeverijen in de voormalige DDR beter in kaart te brengen dan aan de hand van gevonden literatuur mogelijk is, heb ik aan een aantal van deze uitgeverijen (1*) om nadere informatie gevraagd . Hierop ontving ik twee uitnodigingen om eens te komen praten. Hieraan heb ik tot nu toe geen gehoor kunnen geven. In een ander geval werd ik verwezen naar een aantal relevante titels, die ik ten dele zelf reeds op het spoor was gekomen..

De ondertitel van dit werkstuk is gelijk aan de titel van een bundel met proza over de DDR-Alltag van de auteur Reiner Kunze (*1933). Het boek (2*) , dat in de DDR zelf niet verschijnen mocht, kwam de auteur op Ausbürgerung (het ontnemen van het staatsburgerschap en gedwongen emigratie) te staan.

Niet zozeer om een niet te groot aantal titels te krijgen, heb ik me bij mijn werkzaamheden beperkt tot literatuur verschenen na de Wende in 1989. Vooral om inhoudelijke redenen leek het me goed dit te doen, aangezien er na de Wende over veel zaken letterlijk en figuurlijk een boek is opengegaan. Er is, mede als gevolg van het openen van de archieven, waaronder die van de Staatssicherheitsdienst, na oktober 1989 veel bekend geworden over de vier voorafgaande decennia dat vóór die tijd niet of niet in zijn volle omvang bekend was.

Een beperking van dit werkstuk is dat het vooral gaat over het schrijven en uitgeven van het literaire boek. Het zou zeker interessant zijn om te onderzoeken hoe een geheel andere categorie als b.v. school- en leerboeken tot stand kwam, maar het zou een aparte studie vergen. In de DDR werden school- en leerboeken overigens gewoonlijk door auteurscollectieven geschreven en de ideologische controle hierop was nog veel stringenter dan bij fictie het geval was.

Omdat in een dictatuur het schrijven en uitgeven van boeken veel meer politiek geladen is dan onder democratische verhoudingen het geval is, is een zuiver boekhistorisch vertoog, zonder verwijzing naar de politieke achtergrond en naar de rol die - van de kant van de machthebbers en door het publiek - van de literatuur in de DDR verwacht werd, niet goed mogelijk en ook niet wenselijk. Men zou - aangezien de productie, distributie en consumptie van boeken zich nooit in een maatschappelijk luchtledig voltrekt - wellicht beter kunnen zeggen: nog minder mogelijk en wenselijk dan in andere gevallen.

Waar bekend heb ik het geboortejaar van DDR-auteurs (3*) en van een aantal andere dramatis personae uit de geschiedenis van de DDR die in de gevonden literatuur ter sprake komen gegeven. Ik heb dat gedaan omdat het in het geval van de geschiedenis van de DDR wel degelijk van belang kan zijn te weten tot welke generatie iemand behoort. De houding t.o.v. de DDR van de generatie van auteurs geboren in de jaren twintig en dertig was veelal in eerste aanleg positief, waarbij de kritiek en in menig geval de totale ontgoocheling op een per individu verschillend moment inzetten. De generatie van in de DDR geboren schrijvers had meestal weinig illusies over de staat waarin zij moesten leven en werken.

 

terug naar inhoudsopgave

 


"Auferstanden aus Ruinen und der Zukunft zugewandt,

lass uns dir zum Guten dienen, Deutschland einig Vaterland."

(Uit de "Nationalhymne der Deutschen Demokratischen Republik". Tekst: Johannes R. Becher. Muziek: Hanns Eisler)

 

 

De Deutsche Demokratische Republik (DDR), gesticht op 7 oktober 1949 en opgehouden te bestaan op 3 oktober 1990, was een dictatuur. Hoewel er formeel van een meerpartijensysteem sprake was, was het de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) - of, beter gezegd, de leiding van deze partij - die in de DDR de dienst uitmaakte. Deze oligarchie overheerste niet alleen de eigen organisatie, maar ook de andere in het Demokratischer Block opgenomen partijen (CDU, LDPD, DBD, NDPD) (4*) en massa-organisaties zoals de Freie Deutsche Gewerkschaftsbund (FDGB), de Freie Deutsche Jugend (FDJ), de Demokratischer Frauenbund Deutschlands (DFD), de Kulturbund en andere organisaties, het staatsapparaat en daarmee de hele maatschappij . Zij deed dit met een beroep op een ideologie, het marxisme-leninisme, waaraan zij het recht op een machtsmonopolie ontleende en met steun van de Sovjetunie, die als bezettingsmacht dat deel van Duitsland dat later de DDR zou worden in 1945 als gevolg van het ineenstorten van het nationaal-socialistische Duitsland in handen had gekregen. Dat deze partij - in 1946 tot stand gekomen als gevolg van een gedwongen fusie van KPD (Kommunistische Partei Deutschlands) en SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands) - en deze staat tijdens haar bestaan wel veel macht maar weinig gezag hadden blijkt alleen al uit het feit dat tussen 1949 en 1961, toen dit door de bouw van de Berlijnse Muur definitief onmogelijk werd, ca. 2,5 miljoen mensen naar het Westen vluchtten. Toen de Sowjetunie in de tweede helft van de jaren tachtig desintegreerde, kwam aan het communistisch bewind in de volksdemocratieën in Midden- en Oost-Europa een einde, zo ook in de DDR.

Wie zich nader in de geschiedenis van de DDR wenst te verdiepen, staan talloze recente studies ter beschikking (5*) . Deze korte kenschetsing dient alleen om aan te geven dat de maatschappij waarin de schrijvers van de DDR leefden en werkten een totalitaire was, dat de omstandigheden waaronder boeken, al dan niet of al dan niet gecensureerd, verschenen bepaald werden door de macht van een oligarchie. Hiermee is overigens niet gezegd dat deze omstandigheden steeds dezelfde waren. Er waren schommelingen tussen relatief liberalisme en toenemende repressie te zien en deze zijn steeds tegen de achtergrond van de algehele politieke toestand te verklaren. Dat de omstandigheden per auteur ook verschilden met de mate waarin zij positie kozen ten opzichte van het regime zal weinig verbazing wekken. Ook was internationale bekendheid van de auteur van belang, aangezien deze een zekere bescherming bood tegen represailles.

 

Men kan bij het tot stand komen van literaire publicaties steeds vier partijen in het proces onderscheiden:

  1. De auteur. Deze schreef een roman, verhalen of gedichten en realiseerde zich daarbij welke thema's en welke (politieke, filosofische, morele, religieuze) stellingnames of posities voor de overheid in welke mate aanvaardbaar of onaanvaardbaar waren. Dit betekende, behalve voor degenen die het te allen tijde met de politiek van de SED eens waren, zelfcensuur. Maar deze zelfcensuur verschilde met de mate waarin en de manier waarop de auteur onwelgevallige thema's aansneed, met de mate waarin hij de behoefte voelde gepubliceerd te worden en met de nationale en internationale bekendheid die men genoot en waarvan, zoals gezegd, een zekere bescherming uitging.
  2. De uitgeverij. Als het manuscript klaar was, leverde de auteur dit in bij een uitgeverij. Daarvan waren er 78 in 1981 (6*) en zij verschilden doordat zij al dan niet aan een van de partijen of massa-organisaties gelieerd waren, het soort publicaties dat zij uitgaven, het publiek dat zij bedienden en de mate waarin zij enige speelruimte gaven aan afwijkende geluiden.

    Zo was Aufbau-Verlag aan de Schriftstellerverband gelieerd en het eigendom van de SED; eigendom van de SED waren ook Verlag Volk und Welt, Kinderbuchverlag Berlin, Mitteldeutscher Verlag Halle, Neues Leben (de uitgeverij van de FDJ), Kiepenheuer mit Diederich'scher Verlagsbuchhandlung, Henschel-Verlag, Altberliner Verlag en Eulenspiegel Verlag. Het feit dat een aantal uitgeverijen eigendom waren van de SED was overigens tot de Wende niet algemeen bekend!.

    Verlag der Nation behoorde aan de NDPD, Union-Verlag aan de CDU, Der Morgen aan de LDPD.

    De uitgeverijen van de blokpartijen en ook een uitgeverij als Hinstorff-Verlag in Rostock golden als relatief liberaal.

    Bij de uitgeverij werd het manuscript gelezen door een Lektor (redacteur), die soms het manuscript meteen afwees, maar anders correcties op de ingeleverde tekst voorstelde indien hij dit nodig achtte (z.g. voorcensuur). Ging de auteur hier op in, dan bewerkte deze zijn werk verder; soms trok men het manuscript echter liever terug. Het compromis aldus ontstaan werd vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan (meestal) twee deskundigen, de z.g. Gutachter. Ook deze konden weer correcties voorstellen of voorstellen het boek niet te publiceren. De Cheflektor van de uitgeverij kwam pas in het geweer, als op een lager niveau geen vergelijk mogelijk bleek.

  3. Het beslissende woord over al dan niet verschijnen had de Hauptverwaltung (HV) Verlage und Buchhandel van het Kulturministerium. Deze instantie werd in 1963 ingesteld als opvolger van het Amt für Literatur- und Verlagswesen (1951-1958), rechtstreeks bestuurd door het ZK der SED, Sektor Verlage en de Abteilung Literatur und Buchwesen (1958-1963). Van 1963 tot 1988 werd deze instelling geleid door de onderminister van cultuur Klaus Höpcke. De HV gaf al dan niet toestemming tot publicatie, bepaalde de hoogte van de oplagen en de wijze waarop het boek op de markt moest worden gebracht. Aan het systeem conformistische auteurs genoten hoge oplagen. De taken van deze instantie waren door het ministerie als volgt gedefinieerd: Leitung des volkseigenen Verlagswesens; Koordinierung, Bestätigung und Kontrolle der Jahresthemenpläne, der Perspektivplanung wie der Papierplanung aller Buch-, Zeitschriften- und Formularverlage sowie des Bereiches der "nicht-lizenzpflichtigen Druckerzeugnisses"; Regelung der Gesamtstruktur des Verlagswesen und der Profilierung der Verlage sowie Entwicklung der Verlagsökonomik; Lizenzierung von Verlagen und Zeitschriften; Aufsicht über die Arbeit des Buchhandels der Deutschen Demokratischen Republik (einschließlich Kommissionshandel und Export); Förderung und Koordinierung der westdeutschen und Auslandsbeziehungen des Verlagswesens und Buchhandels; Sicherung der ausreichenden und rationellen Versorgung ausländischer Literatur sowie Überwachung ihrer Verwendung durch die Bedarfsträger" (7*) .
  4. Daarnaast bestond binnen hetzelfde ministerie het Büro für Urheberrechte dat er over besliste of een boek in het buitenland (en als zodanig gold ook West Duitsland) mocht verschijnen. Dit had naast een politieke ook een economische reden, omdat bij toestemming tot uitgave in het buitenland de staat een deel van de deviezen kon incasseren. Uitgeverijen konden alleen met goedvinden van deze instantie overeenkomsten met buitenlandse uitgeverijen sluiten. Auteurs waren vanaf 1979 verplicht een manuscript altijd eerst aan een DDR-uitgeverij aan te bieden. Dit had vooral politieke redenen, omdat kritische auteurs er steeds meer toe overgingen hun boeken in West Duitsland te laten uitgeven.
  5. Censuur door de partij vond op alle niveaus plaats, doordat de partij overal sleutelposities innam. Ook kwam het voor dat het Politbüro rechtstreeks ingreep. Hierover schreef de auteur Erich Loest (*1926) een boek (8*) dat na het vertrek van de auteur uit de DDR in West Duitsland verscheen.

 

Voor een goed begrip is het van belang iets te weten over de door de SED en de DDR gevoerde cultuurpolitiek, de visie van partij en staat op literatuur, over het aan het marxisme-leninisme ontleende "leerstuk" van het socialistisch realisme, de manier waarop schrijvers officieel georganiseerd waren en de officieel niet bestaande censuur. Van onschatbare waarde voor degene die zich in de DDR of in bepaalde aspecten daarvan wil verdiepen is het in 1996 uitgegeven Lexikon des DDR-Sozialismus (9*) . Het boek bestaat uit een drietal Einführende Beiträge over karakter en geschiedenis van de DDR, uit alfabetisch gerangschikte artikelen en een Anhang, bestaande uit een chronologisch overzicht van de geschiedenis van de DDR, een lijst met afkortingen (geen overbodige luxe, want een kenmerk van het "reëel bestaande socialisme" was de voorkeur voor afkortingen), een Auswahlbibliographie, een persoonsregister en een trefwoordenregister. Voor ons onderwerp van bijzonder belang zijn de artikelen Kulturpolitik van Manfred Jäger en Literatur, Sozialistischer Realismus, Schriftstellerverband , Zensur van de hand van Günther Rüther. In het onderstaande geef ik in het kort de inhoud van deze artikelen weer.

 

De cultuurpolitiek in de Sowjetische Besatzungszone (SBZ) en de latere DDR was vanaf het begin ondergeschikt aan de politiek. De tolerantie van de tijd meteen na 1945 diende ertoe de niet nationaal-socialistisch denkende burgerlijke intelligentsia te winnen voor de "antifascistisch democratische omwenteling"

De belangrijkste uitgangspunten voor de latere cultuurpolitiek werden echter reeds vóór 1949 vastgelegd:

De DDR heeft hiermee, aldus Jäger, verwezenlijkt wat op de Erste Zentrale Kulturtagung van de KPD in februari 1946 ten aanzien van kunst en cultuur werd geformuleerd.

In begin van de jaren vijftig werden de Staatliche Kommission für Kunstangelegenheiten en het Amt für Literatur- und Verlagswesen opgericht, om de kunst en literatuur beter te kunnen beheersen. In 1954 werd het Kulturministerium opgericht en werden genoemde instellingen daar bij ondergebracht, om de beheersingsmechanismes nog verder te verfijnen.

Na Stalin's dood in maart 1953, de opstand in de DDR in juni van hetzelfde jaar en in 1956 - het jaar van de redevoering van Chroestjov op het 20ste partijcongres van de CPSU over de misdaden van Stalin, van een zekere liberalisatie in Polen en van de opstand in Hongarije - verscherpte zich het conflict tussen kunstenaars die streefden naar liberalisatie en het bureaucratisch apparaat.

In 1959 werd koers gezet op de Bitterfelder Weg. De machthebbers meenden de kloof tussen kunst en leven te kunnen dichten, door de schrijvers de fabrieken in te sturen en hen over het werk aldaar te laten schrijven. Tegelijkertijd werden amateur-schrijvers onder het motto "Greif zur Feder, Kumpel, die sozialistische deutsche Nationalkultur braucht dich" gemobiliseerd. De beweging liep op weinig uit, niet alleen doordat de beroepsschrijvers hier voor een deel geen zin in hadden of veel te kritisch over het dagelijks leven in de fabrieken schreven, maar ook doordat de reportages van de amateur-schrijvers lang niet altijd voor de propaganda bruikbaar waren en de meestal de nodige literaire kwaliteit misten. Een onbedoeld effect was dat de schrijvers zich openhartiger over de werkelijkheid gingen uiten en zich minder aan politieke restricties gelegen lieten liggen, hetgeen uiteraard weer reactie opriep van de kant van de staat en de partij.

Op de bijeenkomst van het ZK van de SED in december 1965 werd de aanval ingezet op de "vijandige tendenzen" in de cultuur. Het ging hierbij vooral om de film, maar ook om de literatuur. Deze aanval op door kunstenaars bevochten liberalisatie is gedocumenteerd in Kahlschlag (10*) .

Nadat Erich Honecker (1912-1994) Walter Ulbricht (1893-1973) na het 8ste partijcongres van de SED in 1971 was opgevolgd als Eerste Secretaris van de SED trad t.a.v. kunst en literatuur een zekere liberalisatie op. Uiteraard hield de partij wel vast aan het machtsmonopolie, maar zij probeerde haar aanzien te verbeteren, door een zekere pluriformiteit toe te staan, althans verbaal. Bij gebrek aan een openbare meningsvorming en discussie in de pers en in de massamedia had dit tot gevolg dat allerlei thema's nu in de literatuur naar voren kwamen en dat ging de partij veel te ver.

De Ausbürgerung van de tekstschrijver en zanger Wolf Biermann in 1976 (11*) had een confrontatie van de SED met kunstenaars en schrijvers tot gevolg. Velen verlieten in de jaren daarna de DDR en diegenen die bleven bleken niet meer zo gemakkelijk te disciplineren. Er ontstond een alternatieve openbaarheid in kerken en in privé woningen.

In de jaren tachtig was er van een openlijke cultuurpolitiek van de partij geen sprake meer. De ideologische gefundeerde kritiek op werk werd vervangen door een controle op personen. Hierbij speelde de Hauptabteilung XX van het Ministerium für Staatssicherheit (MfS) een grote rol, daarbij soms geholpen door collega-schrijvers en -kunstenaars die als Inoffizieller Mitarbeiter (IM) werkten. De beslissing om boeken te laten verschijnen werd meer en meer "aus autorenpolitischen Grunden" genomen. Men liet boeken verschijnen, als men van het niet verschijnen of het verschijnen in West Duitsland nog meer narigheid verwachtte. Ook waren er meningsverschillen en competentiekwesties tussen de verschillende instellingen. Tot op het laatste gingen de machthebbers er van uit dat kritiek alleen maar veroorzaakt kon zijn door antisocialistische krachten in het Westen. De leiding van staat en partij kon niet vermoeden dat het werkelijke gevaar uit het Oosten zou blijken te komen, nl. uit de Sowjetunie als gevolg van de liberalisatiepolitiek van Michail Gorbatsjov. In de laatste jaren van de DDR trokken steeds meer jonge auteurs zich zo weinig mogelijk van de officiële politiek aan. In deze kringen, zoals die van de Prenzlauer Berg, ging men er toe over eigen kanalen te creëren om het contact met het publiek te onderhouden.

 

Zowel de Sovjetautoriteiten als de Duitse communisten hadden vanaf het allereerste begin van de opbouw van de SBZ en - vanaf 1949 - de DDR een instrumentele visie op de literatuur. Tot 1949 bleef deze visie, waarin de literatuur als verlengstuk van de politieke macht werd gedacht, nog enigszins op de achtergrond, omdat de communisten als politieke minderheid zich nog niet in staat zagen de maatschappij hun visie op te leggen, aldus Rüther.

In de eerste jaren van de DDR heerste het Stalinisme ook in de literatuur en veel schrijvers leenden zich voor een heropvoeding van het Duitse volk in de door de SED voorgestane richting.

Vanaf begin jaren 60 begon een steeds grotere groep van auteurs zich los te maken van de hen opgelegde taak voor de SED propaganda te bedrijven, al werd hierbij lang niet altijd een socialistische stellingname verlaten. Dit nam niet weg dat het werk van deze kritisch-loyale auteurs, waaronder Christa Wolf (*1929), Volker Braun (*1939), Franz Fühmann (1922-1984), Heiner Müller (1929-1995) en Stefan Heym (*1913), als kritiek op de heersende politieke toestand begrepen werd.

De Biermann-affaire van 1976 verscherpte de tegenstelling tussen de schrijvers en het regime en velen verlieten het land. De kritische auteurs die achterbleven konden slechts met moeilijkheden publiceren, variërend van vertraging bij de uitgave, het weglaten van passages of hoofdstukken, het op aandrang van de instanties "bewerken", tot het publiceren in het buitenland, d.w.z. West-Duitsland. Overigens werd de manoeuvreerruimte die auteurs hadden in de loop van jaren tachtig groter, doordat het regime steeds meer in een crisis raakte en ideologisch terrein moest prijsgeven.

De aan het regime loyale auteurs droegen aan de geloofwaardigheid van de literatuur niet bij.

Overigens moet ook de invloed van de "kritisch socialistische" literatuur moet niet overschat te worden, hoezeer ook ten tijde van de DDR deze literatuur op belangstelling kon rekenen.

In 1989, toen de SED haar macht kwijtraakte, waren er verschillende kritische auteurs, zoals Volker Braun, Stefan Heym, Christa Wolf, die het socialisme een nieuwe kans wilden geven en de hereniging van Duitsland tegengaan. Zij vonden weinig gehoor, omdat de meerderheid van de bevolking in de Duitse hereniging nu juist wel een oplossing zag voor de politieke en economische problemen.

 

Terwijl de Sowjetautoriteiten de eerste jaren na de oorlog zich nog inzetten voor een open cultuurpolitiek, trad ten tijde van de Koude Oorlog een verscherping op. Niet langer gold de opvatting dat er verschillende wegen naar het socialisme zijn als legitiem, het in de Sowjetunie bestaande socialisme werd nu in alles maat- en richtinggevend. In dit kader werd in de cultuurpolitiek het socialistisch realisme geïntroduceerd. Het begrip werd in de jaren dertig in de Sowjetunie ontwikkeld en door het Eerste Sowjet Schrijverscongres in 1934 in de statuten opgenomen. Het socialistisch realisme kende drie principes:

In naam van het "socialistisch realisme" werd campagne gevoerd tegen het "formalisme", waaronder werd verstaan kunstrichtingen als het expressionisme, het dadaïsme, het kubisme, constructivisme, de stijl van het Bauhaus, twaalftoonsmuziek en tegen moderne stromingen in de literatuur.

 

In 1950 werd de Deutscher Schriftstellerverband im Kulturbund zur demokratischen Erneuerung Deutschlands gevormd. Hieruit kwam in 1952 de Deutscher Schriftstellerverband (DSV) voort, in 1973 werd dit omgedoopt in Schriftstellerverband der DDR. Al snel na 1950 was de schrijversbond, die bij de oprichting bedoeld leek als organisatie van alle Duitse auteurs, niet langer op geheel Duitsland georiënteerd.

De schrijversbond was de "gesellschaftliche Organisation der Schriftsteller der DDR, die in ihrer schöpferischer Arbeit aktive Mitgestalter der entwickelten sozialistischen Gesellschaft sind", aldus het statuut van 1973. Omdat in de DDR een arbeidsplicht gold, was het niet goed mogelijk geen lid van deze organisatie te worden, als men zich als schrijver wilde vestigen. Het lidmaatschap was ook onmisbaar voor iedereen die wel eens over de landsgrenzen wilde, aangezien deze organisatie ook aan niet-partijleden en niet-medewerkers van de Staatssicherheitsdienst passen en visa voor reizen naar het buitenland verstrekte. De bond had niet alleen tot taak om de belangen van de schrijvers te behartigen, maar ook om dezen te disciplineren. Er werden beurzen verstrekt, voor medische behandeling gezorgd of voor een hoger pensioen. Maar bij onwelgevallig optreden werden in samenwerking met de leiding van de SED en de staatsveiligheidsdienst waarschuwingen gegeven en dreigementen uitgesproken. Door auteurs uit de bond of uit het bestuur daarvan of uit de SED te zetten resp. hiermee te dreigen kon men auteurs in het gareel houden. Zoals bij alle (massa)organisaties in de DDR bestond ook hier een parallelle machtsstructuur. Op ieder (landelijk, regionaal, lokaal) niveau in de schrijversbond waren er functionarissen van de SED werkzaam, die de schrijvers die partijlid waren konden "aansturen". Vooral daar waar de SED leden de meerderheid vormden, kon de SED zijn wil gemakkelijk doorzetten.

De Schriftstellerverband ressorteerde overigens niet onder het Kulturministerium, maar viel rechtstreeks onder de Abteilung Kultur van het Zentralkomitee (ZK) van de SED, geleid door Kurt Hager, lid van het Politbüro van 1955 tot 1989. Voorzitter van de schrijversbond was van 1952 tot 1978 Anna Seghers (1900-1983), van 1978 tot 1990 Hermann Kant (*1926). Beiden waren partijlid, Kant zelfs van het ZK. De bond hief zichzelf eind 1990, nadat de DDR opgehouden had te bestaan ,op.

 

Censuur werd na 1945 aanvankelijk door de Sowjetische Militäradministration in Deutschland (SMAD) uitgeoefend. In 1946 werd de voorzitter van de Kultureller Beirat für das Verlagswesen de eerste Duitse censor in de SBZ. In 1951 werd het Amt für Literatur- und Verlagswesen ingesteld, dat de censuur uitoefende. In 1963 werd de Hauptverwaltung Verlage und Buchhandel in het leven geroepen die onder leiding stond van de Stellvertretende Kulturminister Klaus Höpcke. Tot 1989 werd hier bepaald welke boeken konden verschijnen.

De censuur trof overigens niet alleen de literatuur en andere kunstvormen, maar vooral ook de radio en televisie en andere massamedia. De SED streefde met deze censuur de beheersing van de publieke opinie na.

Bedacht moet worden dat er wel degelijk veranderingen in het politiek klimaat en daarmee in het toepassen van censuur zijn geweest. In de jaren vijftig, vooral ten tijde van het Stalinisme waren de normen voor de literatuur strenger dan in de eerste jaren na 1971 toen Erich Honecker Walter Ulbricht als Eerste Secretaris van de SED was opgevolgd.

De schrijvers wisten wel welke thema's men in kritische zin beter niet kon aanroeren, zoals het werk van de Staatssicherheitsdienst, de grensbeveiliging en de Berlijnse muur, de vriendschap met de Sowjetunie, het leger, de leidende rol van de partij, de toenemende milieuvervuiling en de censuur zelf. In deze omstandigheden was zelfcensuur een overlevingsstrategie.

terug naar inhoudsopgave

 

 


De verzamelde literatuur

In zijn Kultur und Politik in der DDR, 1945-1990 (12) geeft Manfred Jäger een met velerlei fragmenten uit partijbesluiten, artikelen uit kranten en tijdschriften en uit boeken geïllustreerd beeld van de cultuurpolitiek in de SBZ van 1945 tot 1949 en in de DDR van 1949 tot het einde in 1990. Omdat in dit boek vooral aandacht wordt besteed aan de politiek van staat en partij ten aanzien van de literatuur, is dit boek van eminent belang. De schrijver geeft voor de nadruk op de bellettrie twee verklaringen, ten eerste dat hij literatuurwetenschapper is, ten tweede dat het vooral de bellettrie was die door de autoriteiten met bijzonder wantrouwen werd bejegend. Overigens heeft hij wel degelijk ook een en ander te melden over het beleid t.a.v. beeldende kunst en film, minder over dag- en weekbladpers en radio en televisie. De beheersing van de massamedia was overigens totaal.

Jäger brengt in zijn boek - waarvan het artikel Kulturpolitik in het Lexikon des DDR-Sozialismus een goede samenvatting is - de volgende hoofdstukindeling aan, waarbij de titel steeds een karakterisering van de onderhavige periode is:

I. Die Sturm- und Drangperiode des antifaschistischen Neubeginns, 1945-1949.

II. Ideologisierung nach Plan, 1949-1953

III. Krisen und Kursschwankungen nach dem Tode Stalins, 1953-1958

IV Die Windungen des Bitterfelder Weges und der Streit um die ideologische Koexistenz, 1958-1964

V. Ulbrichts lezte Amtsjahre: Repressive Reaktionen auf die Emanzipation der Literatur, 1965-1970

VI. Nach dem VIII Parteitag: Honeckers begrenzte Abkehr von alten Tabus, 1971-1975

VII. Die Biermann-Ausburgerung und ihre Folgen: Pragmatische Willkur statt ideologischer Eindeutigkeit, 1976-1981

VIII. Dem Untergang entgegen: Chaotische Kulturpolitik ohne strategisches Konzept, 1981-1990


Enigszins anders in opzet en indeling in periodes is Widersprüche : Literatur und Politik in der DDR 1949-1989  (8) van Joachim-Rüdiger Groth,.Zoals de ondertitel aangeeft, behandelt de auteur in dit boek de literatuur zoals deze zich vormde onder invloed van de cultuurpolitiek van de DDR.

De Widersprüche waar het hem om gaat zijn de volgende (p.9):

Deze tegenstrijdigheden maakt hij duidelijk aan de lotgevallen van een groot aantal auteurs en door hen geschreven werken. Hij citeert hierbij regelmatig uit besproken werken en geeft als Dokumente o.a. uittreksels uit redevoeringen van schrijvers tijdens bijeenkomsten van de schrijversbond, maar ook van Honecker tijdens de beruchte bijeenkomst van het ZK van de SED in december 1965.

Ook Groth signaleert een afwisseling van periodes van relatief liberalisme en repressie. Interessant is dat hij ook aangeeft wat in zijn optiek de voorgeschiedenis van de cultuurpolitiek van de DDR is, nl. het Eerste Unie-congres van Sovjetschrijvers in 1934, waarop het socialistisch realisme als richtinggevend principe werd aangenomen. Aan het eind van het boek gaat hij in het kort in op hoe de schrijvers na de Wende hun rol tijdens en na de DDR zagen.

 


Een goed overzicht van de DDR-literatuur tegen de achtergrond van de politieke realiteit geeft ook "Greif zur Feder Kumpel" : Schriftsteller, Literatur, und Politik in der DDR, 1949-1990 van Günther Rüther (21). Ook in dit boek laat de auteur, zoals in zijn artikelen in het Lexikon des DDR-Sozialismus, de afwisseling zien van de relatief liberale periodes en periodes waarin het regime de literatuur voor zijn doelen probeerde te gebruiken en daarbij de disciplinering niet uit de weg ging. Aan het slot van het boek spreekt hij een nogal hard - maar m.i. niet onverdiend - oordeel uit over schrijvers als Heym en Wolf, die zich na veertig jaar DDR-socialisme nog steeds niet van hun illusies hadden losgemaakt en vanuit een betweterig en arrogant standpunt de mensen er van probeerden te overtuigen het nog eens met het socialisme en de DDR te proberen. Met geen enkel effect, zoals bekend.


Fragebogen: Zensur : zur Literatur vor und nach dem Ende der DDR (6) onder redactie van Richard Zipser bestaat uit twee delen.

Het eerste deel is een essay waarin uiteengezet wordt hoe de censuur in de DDR werkte en welk doel het diende.

Zipser onderscheidt in dit stuk de volgende vormen van censuur:

Het tweede en grootste gedeelte van het boek bestaat uit een vragenlijst die de redacteur aan ca. 240 DDR-schrijvers toestuurde en de antwoorden van 71 van de aangeschreven auteurs. De vragen die gesteld werden zijn de volgende:

De antwoorden hierop verschillen nogal in aard en omvang, hetgeen veroorzaakt wordt door het feit dat Zipser auteurs van verschillende leeftijd, van wisselende bekendheid en allerlei politieke voorkeur heeft aangeschreven. Sommige antwoorden bestaan uit referaten over het hoe en waarom van de censuur in de DDR, andere geven vooral de eigen ervaringen weer. Eén auteur betoonde zich een voorstander van de censuur en ziet in het verdwijnen van de DDR het bewijs dat censuur noodzakelijk was. Opmerkelijk is ook dat verscheidene auteurs er zich over beklaagden dat er in het verenigde Duitsland weinig of geen belangstelling meer bestaat voor hun werk; enkele gingen zover dit een nieuwe vorm van censuur te noemen, ditmaal veroorzaakt door de werking van de markt.

Eerder (in mei 1989) schreef Zipser voor The Germanic Review een uitgebreid artikel over censuur in de DDR dat hij voor het hierboven genoemde boek bewerkte en actualiseerde (12*) . Een soortgelijk onderzoek als hierboven vermeld had Zipser ook al eerder gedaan. In 1987 verstuurde hij een vragenlijst aan 25 DDR-schrijvers die inmiddels de wijk hadden genomen naar West Duitsland . De antwoorden publiceerde hij eveneens in een artikel in The Germanic Review (13*) . Beide artikelen verschenen overigens pas kort na de Wende. Opmerkelijk in het tweede artikel is vooral het antwoord van de auteur Wolf Deinert die zijn ongenoegen liet blijken over het feit dat in de toenmalige Bondsrepubliek eigenlijk ook geen kritiek op de DDR mogelijk was, omdat het literaire establishment in handen van links was.


Van 17 maart tot 1 mei 1991 vond in het Literaturhaus in Berlijn en daarna van 15 mei tot 29 juni in het Literaturhaus in Frankfurt a.M. een tentoonstelling plaats onder de titel: "Zensur in der Deutschen Demokratischen Republik. Geschichte, Praxis und "Ästhetik" der Behinderung von Literatur". Hier werden talloze documenten (artikelen, brieven, dagboekfragmenten, manuscripten, boeken e.d.) tentoongesteld waaruit het ingrijpen van de censuur in het werk van auteurs geboekstaafd en ook de gedachten van betrokkenen (van de auteurs zelf, maar ook van uitgevers en van vertegenwoordigers van de instanties) over dit verschijnsel naar voren komen. Het boek dat naar aanleiding van deze tentoonstelling onder vrijwel dezelfde titel verscheen (26) bevat meer materiaal dan men op de tentoonstelling kon laten zien en is grofweg chronologisch geordend. Hierdoor zien we het functioneren van de censuur door de geschiedenis van de DDR heen. Van de Liste der auszusondernden Literatur van 1946, waarin vooral boeken uit de periode 1933-1945 genoemd worden die uit de roulatie dienen te worden genomen, via een brief van Arnold Zweig (1887-1968) uit 1951 waarin hij de censurerende instantie dankt voor het inzicht dat ze hem verschaft hebben, een chronologie van de gebeurtenissen rond het verschijnen van Nachdenken über Christa T. van Christa Wolf eind jaren zestig tot de laatste jaren van de DDR, toen de staat vrijwel bij de hele bevolking ieder krediet verloren had en in een ideologisch achterhoedegevecht met de kritische schrijvers gewikkeld was. Steeds meer schrijvers trokken zich steeds minder van de staat aan, wat niet alleen tot uiting kwam in wat men schreef, maar ook doordat men eigen kanalen (met name onafhankelijke tijdschriften) creëerde om met het publiek in contact te komen.


In "Literaturentwicklungsprozesse" : die Zensur der Literatur in der DDR (16) onder redactie van Ernest Wichner en Herbert Wiesner zijn een aantal essays en andersoortige documenten opgenomen over het literaire leven in de DDR, waaronder één van de hand van elk der beide redacteuren en één van Manfred Jäger.


Op 7 juni 1979 vond in het Oostberlijnse Roter Rathaus (dat overigens om de kleur van de baksteen zo heet) een bijzondere bijeenkomst plaats van de Schriftstellerverband van de DDR.

Op de agenda stond het royement van 9 prominente auteurs. Daaronder Stefan Heym, omdat hij zijn kritische roman Collin in West Duitsland had gepubliceerd en dat zonder toestemming van het Büro für Urheberrechte, waardoor hij niet alleen een de machthebbers onwelgevallig boek had doen uitkomen, maar ook tegen de bepalingen omtrent de deviezen had gehandeld, waarvoor hij een geldstraf van 9000 Mark had gekregen. De anderen die een lesje geleerd moest worden waren Kurt Bartsch (*1937), Adolf Endler (*1930), Klaus Poche (*1927), Klaus Schlesinger (*1937) en Dieter Schubert (*1929), die in een brief aan Honecker het ringeloren van kritische auteurs aan de orde hadden gesteld; verder ging het om Karl-Heinz Jakobs (*1929), Rolf Schneider (*1932) en Joachim Seyppel (*1929), die zich om verschillende andere redenen bij de autoriteiten onmogelijk hadden gemaakt.

De vergadering was zorgvuldig geregisseerd, in de kranten was de zaak al flink aangewakkerd en uiteraard was er gezorgd voor een meerderheid die deze groep uit de bond moest zetten .

Het boek Protokoll eines Tribunals (20) bestaat uit het verslag van deze bijeenkomst, voorzien van een inleiding van de redacteur Joachim Walther, documenten zoals krantenartikelen, brieven van voor- en tegenstanders van de tegen de auteurs getroffen maatregelen en van betrokkenen en een korte biografische schets van degenen die in deze affaire een rol speelden.


In juli 1981 leverde Volker Braun bij Helga Duty, Cheflektorin van de Mitteldeutscher Verlag in Halle het manuscript in van zijn Hinze-Kunze-Roman. De twee hoofdpersonen zijn de functionaris Kunze en zijn chauffeur Hinze. Omdat in deze satirische roman een nogal kritisch beeld van de functionaris en van de DDR werd geschetst, lag de tekst nogal moeilijk. Na een hoop touwtrekken, adviezen van deze en gene en verschillende bewerkingen door de auteur kon het boek dan eindelijk in 1985 verschijnen (16*) . Saillant detail is o.a. dat het boek niet in 1984 mocht verschijnen, omdat de DDR toen 35 jaar bestond en er in jubileumjaren geen kritische boeken mochten worden uitgegeven. De documenten ter zake zijn, voorzien van een uitvoerige inleiding door de redacteur York-Gothart Mix en van recensies in Oost- en Westduitse kranten en tijdschriften, uitgegeven onder de titel Ein "Oberkunze darf nicht vorkommen" (19).

 


Jeden Tag ein Buch van Carsten Wurm (25), werd in 1995 ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Aufbau-Verlag uitgegeven. Het boek telt vijf hoofdstukken.

Het eerste hoofdstuk gaat over de stichting in augustus 1945 op initiatief van de schrijver en latere minister van cultuur Johannes R. Becher (1891-1958) in opdracht van de Kulturbund zur demokratischen Erneuerung Deutschlands en de opbouw van de uitgeverij in het door de oorlog verwoeste Berlijn.

De periode 1945-1949 was, zoals ook bij Jäger geschetst, een relatief liberale periode waarin nog veel mogelijk was en het idee was een zo breed mogelijk fonds uit te geven. Hoewel het aanvankelijk niet in de bedoeling van Becher lag dat de uitgeverij zich exclusief daarop zou concentreren, speelde zij in deze periode een grote rol bij het publiceren van Exilliteratur, zowel uit het Oosten (de Sovjetunie) als uit het Westen.

Eind jaren veertig, begin jaren vijftig (hoofdstuk 2) werden bij Aufbau veel verzamelde werken of selecties uit de werken van Exilautoren (o.a. Heinrich Mann, Anna Seghers) en van andere progressieve auteurs uitgegeven. Toen van hogerhand aan de literatuur nieuwe eisen gesteld werden, nl. het loven van de verworvenheden van het socialisme, brak voor alle uitgeverijen een moeilijke periode aan. Ook bij Aufbau kon men het werk van jonge auteurs niet uitgeven als hun werk niet in het cultuurpolitieke concept van de SED paste. Meer dan andere uitgeverijen wist Aufbau onder het uitgeven van propagandaliteratuur uit te komen, door zich toe te leggen op het uitgeven van klassieke Duitse en buitenlandse auteurs en moderne wereldliteratuur . Zo verscheen in 1954-1955 het verzameld werk van Lessing in 10 banden en in 1955 Schiller in 8 banden. Veel succes boekte de uitgeverij in deze jaren met het uitgeven van series, zoals de "Deutsche Volksbibliothek" , waarin tussen 1954 en 1967 118 titels in ca. 4 miljoen exemplaren verschenen.

Stellvertretender Cheflektor Wolfgang Harich, van huis uit filosoof, nam het initiatief voor een "Philosophische Bücherei", waarin tussen 1954 en 1957 (het jaar van zijn veroordeling vanwege zijn deelname aan de "contrarevolutionaire Janka-Harich groep") 14 titels verschenen.

Uit deze tijd stamt ook het plan om in Hamburg een filiaal van Aufbau te vestigen met als doel literatuur van schrijvers uit de DDR en van Oosteuropese klassieke en contemporaine auteurs in het Westen op de markt te brengen en ook werken van Westduitse schrijvers die in West Duitsland niet gepubliceerd werden. Het plan ging niet door omdat Ulbricht er tegen was; deze was bang dat Westduitse uitgevers dan wellicht op het idee zouden komen in de DDR filialen te beginnen.

In de jaren vijftig werd door DDR-uitgeverijen veel werk van Russische en Sowjetschrijvers en van schrijvers uit de Oosteuropese volksdemokratieën uitgegeven. Aufbau, dat zich in 1945 tot doel had gesteld een zo breed mogelijk aanbod aan Duitse en buitenlandse literatuur uit te geven, deed hier naar de mening van het Amt für Literatur- und Verlagswesen te weinig aan mee, hoewel men wel degelijk een aantal belangrijke werken uitgaf. Om iets te doen aan de wanverhouding tussen het aanbod aan Oosteuropese en westerse literatuur begon men bij Aufbau aan een programma van moderne westerse literatuur. Dit werd doorkruist door de arrestatie van Verlagsleiter Janka en Harich in 1956 en de opvolging van Janka door Klaus Gysi.

In jaren zestig ging de staat zich meer bezighouden met de profilering van uitgeverijen (hoofdstuk 3). In 1964 werd Aufbau samengevoegd met Thüringer Volksverlag in Weimar en Rütten & Loening in Berlijn, die beide een soortgelijk profiel hadden als Aufbau. Thüringer Volksverlag hield op te bestaan, waardoor Aufbau (vanaf dat moment: Berlin und Weimar) de grootste literaire uitgeverij van de DDR werd. In 1988, het jaar van de omvangrijkste productie: 177 nieuwe en 124 heruitgaven, dus iedere werkdag een boek. Rütten & Loening behield een eigen impressum.

Omdat na 1956 het uitgeven van moderne "burgerlijke" literatuur ongewenst was en men bij Aufbau niet veel voelde voor publiceren van sozialististische Gegenwartsliteratur legde men zich toe het uitgeven van klassieke Duitse auteurs. Zo verscheen tussen 1960 en 1978 een Goethe-editie in 22 banden en tussen 1961 en 1964 een uitgave van de verzamelde werken van Heine. Een bijzondere onderneming was de Bibliothek deutscher Klassiker uitgegeven in samenwerking met de Nationalen Forschungs- und Gedenkstätten in Weimar. Hierin verschenen 70 titels in 153 banden.

Ook gaf Aufbau de Bibliothek der Antike uit, met daarbinnen een Griekse en een Latijnse reeks.

Verder ging men in deze periode door met het uitgeven van klassieken uit de wereldliteratuur. Vanwege de deviezentekorten kon men niet de rechten op vertalingen kopen en derhalve zorgde men zelf voor nieuwe vertalingen, behalve in die gevallen waar de oude vertalingen een bepaalde literaire kwaliteit hadden. Deze nieuwe vertalingen werden dan voor betrekkelijk weinig geld aan Westduitse uitgeverijen verkocht.

Begin jaren zestig werd het langzaam aan weer mogelijk moderne burgerlijke literatuur (Hemingway, Sartre enz.) uit te geven. In het Duitse taalgebied was het ook Aufbau die de Latijns Amerikaanse literatuur ontdekte; deze was deels marxistisch georiënteerd, maar geheel niet volgens de regels van het socialistisch realisme. Ook kwam er ruimte om het werk van contemporaine Westduitse, Zwitserse en Oostenrijkse auteurs die geen lid of sympathisant van de communistische beweging waren uit te geven.

Als gevolg van de profilering van de uitgeverijen en het samengaan met Rütten & Loening kwamen niet alleen series als Neue Beiträge zur Literaturwissenschaft en Germanistische Studien bij het fonds, maar werd er ook een apart Lektorat Literaturwissenschaft ingesteld. Dit resulteerde in een aantal literatuurwetenschappelijke studies en bibliografieën bij het werk van o.a. Brecht en Arnold Zweig.

In de jaren zestig waren er steeds meer auteurs die vanuit een kritisch-loyaal, of kritisch tout court standpunt over de werkelijkheid in de DDR schrijven wilden. De uitgeverij zag zich in veel van die gevallen tot de rol van censor gedwongen. Uit die tijd dateert ook het verschijnsel dat auteurs die in de DDR niet aan het woord konden komen, of van wie teksten slechts met weglatingen of wijzigingen konden verschijnen, in West Duitsland hun boeken lieten uitgeven, vooral bij uitgevers als Luchterhand, Suhrkamp en S. Fischer. Dit verschijnsel zou zich, ondanks tegenwerking van de staat, tot het einde van de DDR blijven voordoen.

Na het aantreden in 1971 van Honecker, die zich in 1965 nog tegen ieder afwijking van de voorgeschreven lijn had uitgesproken, hadden velen de hoop dat het culturele klimaat opener en toleranter zou worden. In deze tijd kwam Aufbau met de reeks Edition Neue Texte. Hierin verschenen werk van op dat moment nog onbekende, veelal ook jonge DDR-auteurs. Het populairst was evenwel het werk van Westduitse, Zwitserse en Oostenrijkse auteurs dat in licentie in deze serie werd uitgegeven, zij het in beperkte oplagen.


Zeer gedetailleerd gaat dezelfde auteur Carsten Wurm in zijn ook als proefschrift aanvaarde Der frühe Aufbau-Verlag, 1945-1961 (24) in op de eerste zestien jaar de uitgeverij. Hij koos voor deze afbakening, omdat 1945 het jaar van de ondergang van het Derde Rijk was en de uitgeverij gesticht werd; 1961 is het jaar waarin de Berlijnse muur werd gebouwd waarmee de DDR op draconische wijze geconsolideerd werd. In deze periode ontwikkelde Aufbau zich van een uitgeverij die op heel Duitsland georiënteerd was en aan de Kulturbund gelieerd was, die in 1945 een brede antifascistische consensus kende door de heersende politieke omstandigheden tot een onderneming die zich, waar het ging om het uitgeven van boeken, zich moest beperken tot één deel van Duitsland, die, zoals veel belangrijke uitgeverijen, het eigendom van de SED was - hetgeen overigens tot 1989 niet algemeen bekend was - en moest opereren binnen de marges die een bepaalde ideologie open liet.

Zoals ook anderen onderscheidt Wurm liberale periodes van 1945 tot 1947 en van 1954 tot 1956 die bloeiperiodes voor de uitgeverij waren en periodes waarin een stalinistische cultuurpolitiek werd gevoerd, hetgeen bij de uitgeverij tot stagnatie leidde.

1961 is ook in ander opzicht een cesuur in de geschiedenis van Aufbau, omdat na 1961 de uitgeverijen meer en meer onder directe controle van de staat werden gebracht en de staat zich met de profilering van de uitgeverijen ging bezighouden.


Walter Janka werd in 1914 in een proletarisch gezin in Chemnitz geboren. Zijn vader was lid van de KPD. Zelf werd hij zetter. In 1933 was hij leider van de communistische jeugdorganisaties in het Ertsgebergte. In dat jaar werd hij door de Gestapo gearresteerd. In 1935 werd hij door de SS over de grens met Tsjechoslowakije gezet. Drie maanden later was hij weer terug om ondergronds te werken. In 1936 vertrok hij via Parijs naar Spanje om in de Burgeroorlog te vechten. Na de overwinning van Franco was hij drie jaar geïnterneerd in Frankrijk. In 1941 ontkwam hij via Marseille, Oran, Casablanca naar Mexico. Daar werd leider van de uitgeverij El Libro Libre. Hij verzorgde daar de uitgave van o.a. Das Siebte Kreuz van Anna Seghers . In januari 1947 keerde hij naar Duitsland terug. Daar werd hij Verlagsleiter van Aufbau. In december 1956 werd hij op beschuldiging van contrarevolutionaire samenzwering tegen de regering Ulbricht gearresteerd. In een schijnproces in juli 1957 werd hij tot vijf jaar gevangenis veroordeeld en kwam in de beruchte gevangenis van Bautzen, waar hij tijdens het naziregime ook had gezeten (17*) . Judith Marschall schreef over Janka een interessante biografie, die evenwel voor ons onderwerp minder relevant is, omdat ze meer ingaat op de idealen van Janka dan op de problemen die uitgevers in de DDR ondervonden (18*) . Janka zelf schreef een uitgebreide autobiografie onder de titel Spuren eines Lebens (19*) , waarin hij over de verschillende episodes in leven vertelt en rekenschap aflegt.

In zijn "....bis zur Verhaftung" (13) vertelt Janka over zijn wederwaardigheden als Verlagsleiter van Aufbau. Hoewel ook dit boek autobiografisch en anekdotisch is, is er toch het een en ander aan te ontlenen met betrekking tot het functioneren van uitgeverijen ten tijde van de DDR. Ik noem hier: het papiertekort waar uitgeverijen steeds mee te kampen hadden, het tekort aan harde valuta waarmee rechten van buitenlandse, m.n. Westduitse uitgevers gekocht moesten worden en in het Westen levende auteurs, die met DDR-marken niets konden beginnen, bezoldigd moesten worden. En het probleem dat auteurs in het Westen die niet onwelwillend tegenover de DDR stonden er tegen opzagen in de DDR te publiceren, vanwege de economische en politieke gevolgen die dat had.


Elmar Faber (*1934) is sinds 1983 directeur van Aufbau en Carsten Wurm (*1960) is daar archivaris. Zij verzamelden de correspondentie tussen Aufbau en auteurs die door deze uitgeverij werden uitgegeven en stelden daaruit een bloemlezing in een drietal bundels samen.

Allein mit Lebensmittelkarten ist es nicht aus zu halten (4) bevat brieven uit de periode 1945-1950.

Aufbau was de eerste uitgeverij in de SBZ die na de nederlaag van Duitsland met uitgeven begon.

Deels gaf men werken uit die in deze periode nog im Exil leefden in landen als Frankrijk, Zweden, de VS en Mexico. Tot eind 1945 verschenen 14 titels in meer dan 250.000 exemplaren, waaronder Heinrich Heine's Deutschland, ein Wintermärchen. In 1946 verschenen reeds meer dan 100 boeken, waaronder Das siebte Kreuz van Anna Seghers, dat in 1942 bij El libro libre in Mexico verschenen was. Succes had de uitgeverij ook met het opnieuw uitgeven van werken van auteurs uit de tijd van de Weimarrepubliek zoals Lion Feuchtwanger (1884-1958) en Arnold Zweig (1887-1968), die in 1948 uit Palestina naar Duitsland terugkeerde en zich in de SBZ ging vestigde. Daarnaast gaf Aufbau ook werk van jonge auteurs uit. In deze periode werden overigens vrijwel uitsluitend werken van Duitstalige auteurs uitgegeven, zowel uit het Oosten als uit het Westen.

De brieven laten de omstandigheden zien waarin schrijvers en uitgever in deze periode moesten leven en werken: woningnood, tekort aan voedsel, papierschaarste, tekorten aan deviezen, moeilijkheden bij het verwerven van licenties enz. Maar de leeshonger was enorm en tussen 1945 en 1950 werden 400 titels uitgegeven met een totale oplage van ca. 6 miljoen exemplaren.

 

...und leiser Jubel zöge ein (22) bevat brieven uit de periode 1950-1959. Dit was het tijdperk dat de Duitse deling zijn beslag had gekregen, van de Koude Oorlog en van een Stalinistische cultuurpolitiek, vooral in de eerste jaren van het decennium. In februari 1950 werd het Ministerium für Staatssicherheit opgericht en in 1955 het Warschaupakt.

Bij het schrijven en uitgeven van boeken stuitte men op verschillende problemen van financiële, diplomatieke en ideologische aard. Toch was de boekproductie groot: zo'n 2000 titels in ca. 23 miljoen exemplaren.

Ondanks het constante gebrek aan harde deviezen, waardoor het moeilijk was om auteurs buiten de DDR te betalen of om licenties aan te kopen, slaagde men er - vooral door het optreden van Janka, die een meester in het onderhandelen was - in werk van auteurs als Leonhard Frank, Hermann Hesse en Thomas Mann uit te geven. Groot succes had de uitgeverij met series als Bibliothek fortschrittlicher deutscher Schriftsteller, de Deutsche Volksbibliothek en Romane der Weltliteratur (samen met Volk und Welt en Rütten & Loening). Men streefde naar een breed aanbod van klassieke en eigentijdse auteurs zowel uit het Duitse taalgebied als uit de wereldliteratuur en slaagde daar, gelet op de omstandigheden, wonderwel in.

De problemen werden uiteraard veroorzaakt door de politiek van partij en staat. Begin jaren vijftig werd de strijd tegen het "formalisme" gevoerd. Zo kon in 1954 het libretto Johann Faustus van de componist Hanns Eisler (1898-1962) - die zich in 1948 na een jarenlange ballingschap in de VS in de SBZ gevestigd had en het volklied gecomponeerd had op een tekst van Becher - niet worden uitgegeven. Na een relatief liberale periode van 1954 tot 1957 werd in 1959 door de partij de Bitterfelder Weg ingeslagen.

 

Das letzte Wort hat der Minister (15) beslaat de periode 1960-1969. Dit is de tijd dat de Berlijnse muur werd gebouwd (13 augustus 1961), van de Cubacrisis, de oorlog in Vietnam en de invasie in Tsjechoslowakije (21 augustus 1968). Velen geloofden in eerste instantie dat de DDR, nadat er door de bouw van de Muur een halt was toegeroepen aan de massale Republikflucht, binnenlands tot een zekere liberalisatie zou overgaan. Dat dit een illusie was bleek bij de debatten over de cultuur in 1965 en voor wie het toen nog niet duidelijk was geworden bij het onderdrukken van de Praagse lente in 1968. Het gaat hier dan ook veelal om documenten die de cultuurpolitieke restricties en de daaruit voortvloeiende conflicten laten zien, zoals rond de uitgave van Strittmatter's Ole Bienkopp. Meestal stonden uitgever en schrijver op één lijn, maar soms kwamen zij onder druk van de omstandigheden tegenover elkaar te staan.

In deze jaren ontwikkelde Aufbau zich steeds meer tot literair instituut, dat zich ten doel stelde de klassieken uit te geven.

In 1962 begon Aufbau samen met Rütten & Loening, Verlag Volk und Welt, Reclam en Inselverlag de serie Bibliothek der Weltliteratur. Met Westduitse uitgevers bestond een omvangrijke handel in licenties, waardoor Westduitse schrijvers als Martin Walser en Günter Walraff in de DDR konden worden uitgegeven en DDR-schrijvers als Günter Kunert (*1929) en Stephan Hermlin (*1915) in de Bondsrepubliek, zodat de Duitse eenheid op cultureel gebied althans niet helemaal teloorging. Omdat de DDR altijd een gebrek aan deviezen had en een "lage lonenland" was, ontwikkelde zich de praktijk dat veel Westduitse uitgevers hun boeken in de DDR lieten drukken. Vaak ging dat op de manier van de ruilhandel.

Ondanks alle moeilijkheden was ook in deze periode de boekproductie groot: zo'n 3600 titels in 37 miljoen exemplaren. Over de periode 1945-1970 werden door Aufbau ca. 5.000 titels, in ca. 60 miljoen exemplaren uitgegeven.


Een geheel andere uitgeverij dan Aufbau - en dan de meeste DDR-uitgeverijen dan ook - was de Evangelische Verlagsanstalt (EVA). Ze was geen Volkeigener Betrieb (VEB) zoals de andere uitgeverijen, maar via een Treuhänder eigendom van de Evangelische Kirchen in Deutschland (EKD), na 1967, met de stichting van een aparte kerkelijke organisatie voor de DDR, van de Evangelische Kirchen in der DDR.

De bijzondere status van de uitgeverij had o.a. tot gevolg dat ze tot aan het einde van de DDR 90 procent van het benodigde papier uit West Duitsland betrok, hetgeen zowel voor de DDR, die gemeenlijk niet over voldoende papier beschikte en bij het ter beschikking stellen van papier er politieke en ideologisch prioriteitsstelling hanteerde, als voor de uitgeverij een voordelige oplossing was. Ook anderszins kwam de EKD de EVA te hulp, b.v. bij het financieren van licenties van werken, waarvan de rechten bij Westduitse uitgevers lagen.Uiteraard gold ook voor deze uitgeverij dat voor alles wat gedrukt en uitgegeven werd de toestemming van de daarvoor verantwoordelijke instanties nodig was.

"In der DDR gibt es keine Zensur" (10) geeft een selectie van 57 documenten die de motieven van degenen die door de instanties om een Gutachten waren gevraagd om een boek al of niet uit te geven laten zien. Ook geeft het boek een lijst van Gutachter , met vermelding van de periode waarin zij werkzaam waren en het aantal titels waarover zij hun oordeel uitspraken, en van de Gutachter die het vaakst om een beoordeling werden gevraagd wordt een korte biografische schets gegeven. Opvallend hierbij is dat een groot aantal van hen als Inoffizieller Mitarbeiter of anderszins voor de Staatssicherheitdienst werkte.

De inleiding tot de documenten, die overigens meer dan 100 pagina's omvat, maakt de positie van deze uitgeverij, die naast bellettrie ook veel kerkelijke en theologische literatuur uitgaf, in de DDR duidelijk. De reserves die deze staat t.o.v. de uitgeverij koesterde werden vooral ingegeven door het feit dat men vooral werk van Westerse, m.n. Westduitse theologen uitgaf en te weinig van progressieve (lees: het systeem goedgezinde) Oosteuropese auteurs en dat de kerkelijke literatuur (kalenders, gezangbundels e.d.) te weinig blijk gaf van engagement voor de DDR. Toch trad men tegen de uitgeverij niet zeer repressief op, uit vrees het protestants-christelijk deel van de bevolking niet nog meer in haar houding van "interne" emigratie te doen volharden, maar gaf men er de voorkeur aan de zaak zoveel mogelijk in goede banen te leiden.


Karola Gerlach werkte van 1979 tot 1990 als Leitende Lektorin bij Verlag Volk und Welt in Berlijn, bij de afdeling Romanistiek, die ook over Arabische literatuur ging .

In 1991 schreef zij een artikel Lust und Last des Büchermachens in der DDR : einige Bemerkungen zur Zensur (7).

Het boek was in de DDR - zoals zo veel zaken - een schaars artikel. Ook hier heerste een schaarste-economie: te kleine hoeveelheden papier, te weinig deviezen om de rechten op de werken van buitenlandse auteurs te kopen, te geringe drukcapaciteit, daarbij de plicht voor uitgeverijen en drukkerijen om voor de export te werken maakten het onmogelijk om aan de vraag naar voor de lezer interessante boeken te voldoen. Ze noemt voor de jaren tachtig een productie van ca. 6.500 titels per jaar in relatief hoge oplagen, die echter vrijwel nooit toereikend waren. Wat gedrukt werd werd ook meteen verkocht, een backlist was er niet.

Censuur gold niet alleen DDR-schrijvers, maar ook buitenlandse auteurs. In de jaren tachtig werden er echter in de DDR buitenlandse auteurs gepubliceerd waarvan het werk kritiek op het socialisme inhield. Gerlach noemt in dit verband het werk niet alleen van Sovjet auteurs als Bulgakov, Trifonov, Ajtmatov en Granin, maar ook van schrijvers uit de Derde Wereld.

Censuur werkte overigens volgens Gerlach vooral op het niveau van de uitgeverijen. Deze genoten, hoewel ze onder het ministerie van cultuur en de daaronder ressorterende organen vielen, een grote mate van autonomie en ze wisten wat uitgegeven kon worden.

Censuur bestond derhalve niet in de eerste plaats uit het ingrijpen van hogerhand in de plannen van de uitgeverijen, maar was veeleer plaats een proces waaraan allen deel hadden. Dat schaarse middelen - papiertekorten, gebrek aan deviezen - geen aanmoediging vormden voor het ondernemen van waagstukken is niet verwonderlijk.


Op 24 november 1989 (dus ten tijde van de Wende, maar na de val Honecker en van de Muur) verscheen in The Bookseller een artikel van de Engelse schrijfster Joyce Marlow getiteld Behind the curtain - the book trade in the GDR (18). Hierin vertelde zij over haar bezoek korte tijd tevoren aan Aufbau, ter gelegenheid van het verschijnen van de vertaling van haar roman Kessie. De ervaringen die zij daarbij opdeed komen overeen met en complementeren wat uit andere bron bekend is.

De uitgeverij had ca.180 mensen in dienst, bij een titelproductie van zo'n 300 boeken per jaar.

Ieder jaar gaven de redacties van de verschillende afdelingen aan wat zij wilden uitgeven. Gemiddelde oplagen: 30.000 voor paperbacks en 5.000 a 10.000 voor hardcovers. Vervolgens werden, zoals bij elke uitgeverij, de plannen aan het ministerie voorgelegd.

Omdat er altijd te weinig papier was en de oplage derhalve te klein, waren er weinig probleem met onverkochte boeken; maar als een boek goed liep, was er geen mogelijkheid om een bijdruk op de markt te brengen. Afgezien van de klassieken werden er sowieso weinig heruitgaven uitgebracht.

In 1989 draaide het hele boekbedrijf in de DDR nog geheel zonder computers en tekstverwerkers. Er was bij Aufbau zelfs slechts één typemachine.

Boekwinkels waren meestal staatseigendom. Bestellingen plaatsen moesten ze via een distributiecentrum (Buchhaus Leipzig). Maar de uitgeverijen hadden wel verkopers in dienst om hun titels bij de boekhandel aan de man te brengen.

Schrijvers behielden het copyright, maar de rechten werden door de uitgeverijen afgehandeld, die daarvoor ook percentage van de opbrengst ontvingen. Deze rechten golden overigens niet alleen de DDR, maar het gehele Oostblok.

De schrijversbond onderhandelde met het ministerie over de beloning van schrijvers, waarbij bekende schrijvers meer konden bedingen dan anderen. De verdere voordelen van het lidmaatschap waren: vakantiehuisjes, reismogelijkheden e.d.

Het vertalen van wetenschappelijke teksten betaalde goed, literaire vertalingen beduidend minder. Aan de perestrojka in de Sovjet Unie zat voor de uitgeverijen een nadeel vast, omdat auteurs uit de SU hun boeken nu aan Westduitse en Zwitserse uitgevers konden verkopen en die betaalden beter (in harde valuta). Het tekort aan harde valuta - de DDR mark werd aan het eind van de jaren tachtig zelfs niet meer geaccepteerd in Polen en Hongarije - maakte het voor de uitgevers moeilijk om in het buitenland interessante titels aan te kopen.


In de DDR werden er uiteraard ook boeken voor kinderen en jeugdigen geschreven, uitgegeven en gelezen. Hoewel het boek voor een goed deel gewijd is aan persoonlijke herinneringen o.a. aan bibliotheekwerk met kinderen en jeugdigen en aan kinder- en jeugdboeken en deels ook vooral literairhistorisch is, is Helden nach Plan (9), dat werd uitgegeven naar aanleiding van een tentoonstelling in het kader van de 19. Oldenburger Kinder- und Jugendbuchmesse 1993, voor ons onderwerp wel degelijk van belang.

Voor kinderboeken was er een aparte uitgeverij Kinderbuchverlag Berlin en jeugdboeken werden uitgegeven door Verlag Neues Leben, de uitgeverij van de FDJ, de officiële jeugdorganisatie van de DDR. Aan het eind van de jaren tachtig gaf Neues Leben ca. 300 titels per jaar uit, met een totale oplage van 8 miljoen exemplaren.

Uiteraard hadden ook deze uitgeverijen Lektorate waar beoordeeld werd wat kon worden uitgegeven en wat niet.

Er werd in de DDR ook door kinderen veel gelezen, niet alleen uit eigen bezit, maar ook via bibliotheken. In 1986 hadden de kinderbibliotheken een bestand van 11 miljoen banden, ongeveer tweederde van de kinderen was ingeschreven als lezer en het gemiddelde aantal uitleningen per jaar was 20.

Van de 3.500 nieuwe titels die in 1985 verschenen behoor den er 858 tot de kinder- en jeugdliteratuur.

Uiteraard had volgens de officiële cultuurpolitiek ook de kinder- en jeugdliteratuur een opdracht te vervullen, nl. het opvoeden tot een socialistisch bewustzijn. Het lezen maakte vanaf 1956 dan ook deel uit van het schoolleerplan en vanuit de school werden er aanbevelingen gedaan voor het lezen thuis. Naast titels uit het burgerlijk-humanistische erfgoed (Robinson Crusoë, Don Quichote e.d.) bestond deze canon ook uit socialistische literatuur, deels van eigen bodem, deels van Sovjet herkomst. Burgerlijke kinder- en jeugdliteratuur als van Karl May vond men problematisch en Karl May kon dan ook pas na 1981 verschijnen; deze uitgave was snel uitverkocht. Aanvankelijk leefden er ook bedenkingen tegen sprookjes en meisjesboeken. In het eerste geval omdat men een verband legde tussen de gruweldaden van het nationaal-socialisme en het lezen van sprookjes, in het laatste geval vanwege het te geringe emancipatorisch gehalte.

Hoewel ook voor de kinder- en jeugdliteratuur officieel het socialistisch realisme tot aan het einde van de DDR als richtlijn gold, werkten de schrijvers steeds minder vanuit dit principe. Weliswaar is de kind- en jeugdliteratuur veelal ernstig van toon, beladen met problemen en er is meestal ook een keer ten goede te bespeuren, waarbij kinderen zich in laatste instantie braaf en constructief betonen binnen door volwassen gestelde kaders. Langzamerhand kwam er echter ook ruimte voor het onder woorden brengen van voor kinderen zwaarwegende problemen vanuit de eigen optiek.

Kinder- en jeugdboeken werden deels geschreven door auteurs die ook voor volwassenen schreven (Ludwig Renn (1889-1979), Erwin Strittmatter, Stefan Heym e.a.), deels door schrijvers die van het kinderboek hun métier hadden gemaakt, zoals Ilse en Vilmos Korn, Benno Pludra en Christa Koeik.

 


Een overzicht van de verhouding tussen Staatsveiligheidsdienst en literatuur geeft: Feinderklärung : Literatur und Staatssicherheitsdienst (5)

De Hauptverwaltung had ook tot taak te advies uit te brengen t.a.v. verzoeken van auteurs die niet bij de Schriftstellerverband aangesloten waren om naar het buitenland te mogen reizen. Ook op dit punt probeert Christine Horn aannemelijk te maken dat zij de zaak altijd zo inkleedde dat de kansen voor betrokkenen er niet kleiner door werden. De kans dat ook over haar zelf door de Staatssicherheitsdienst dossiers aangelegd zijn en dat er auteurs geweest kunnen zijn die daar een bijdrage aan geleverd hebben sluit zij niet uit, ze zou er niet erg van schrikken, vindt het eerder spijtig.

  1. Onderhandelingen over de voorwaarden voor de verkoop van in de DDR uitgegeven boeken. Het was voor DDR-uitgevers frustrerend dat niet zij hierin het laatste woord hadden maar Buchexport, dat een monopolie had op het exporteren van boeken naar het buitenland.
  2. Onderhandelingen over de kwaliteit van het boek. Wat betreft de literaire kwaliteit is hierboven al aangegeven dat opmerkingen van Westduitse zijde nogal eens aanleiding waren om de tekst te herzien, in de zin dat wat de zelfcensuur aanvankelijk voor onacceptabel had gehouden in tweede instantie toch werd uitgeprobeerd. Wat betreft de overige kwaliteitsaspecten van boeken, merkt de auteur op dat deze vaak nogal onder de maat was en dat men dat aan DDR-kant niet altijd in de gaten had, als gevolg van het feit dat men niet meer waarneemt wat men toch niet veranderen of verbeteren kan.
  3. Naar mate de contacten met personen van DDR-uitgeverijen vertrouwelijker werden, kon men zich een beter idee vormen van de mate waarin auteurs in de DDR "moeilijk lagen". Hierbij liepen deze personen het risico dingen te zeggen die ze geacht werden voor zich te houden. Maar in menig geval was er geen andere mogelijkheid om überhaupt gepubliceerd te worden dan bij een Westduitse uitgever.
  4. Voor intellectuelen werkzaam bij DDR-uitgeverijen was het contact met Westduitsers de mogelijkheid hun gedachten over de (on)accepteerbaarheid van de heersende politieke toestand en de (on)mogelijke veranderingen in enigerlei vorm - impliciet of expliciet - naar voren te brengen. Als één van de moeilijkheden van de contacten met DDR-uitgevers noemt hij dan nog het feit dat men in de DDR vaak niet meer kon waarnemen dat de kwaliteit van het werk in de DDR gedrukt vaak zo slecht was.
  1. de auteurs die dat uit geloof in de partij en in de DDR deden;
  2. degenen die deden op grond van de belofte van macht en invloed of na dreiging met straf;
  3. degenen die het deden vanuit het idee - naar haar mening waanidee - hiermee op de politiek invloed te kunnen uitoefenen.

Hier tegenover stelt ze dan het gedrag van Günter de Bruyn (*1926) die ondanks zijn angst voor de veiligheidsdienst weigerde samen te werken. Ze stelt ook de rationalisaties van degenen die wel meewerkten aan de kaak.


Achthonderd achtentachtig pagina's dik is Sicherungsbereich Literatur (23) van Joachim Walther, maar toch is de auteur er naar eigen zeggen niet in geslaagd die Überwachung des literarischen Lebens durch das MfS strukturell und personell bis in alle Einzelheiten zu rekonstruieren und offenzulegen (p.17), enerzijds door een te groot aanbod van materiaal over personen als gevolg van de werkwijze van de Staatssicherheitsdienst, anderzijds door de nog niet ontsloten bestanden met feitelijk en statistisch materiaal. Dit vindt zijn weerslag in het feit dat het uitgebreidste register (18 p.) een register van namen is en veelal gaat het hierbij om mensen die op enigerlei wijze (als dader of als slachtoffer of allebei) bij de werkzaamheden van het Ministerium für Staatssicherheit betrokken waren. Dat kan zijn als schrijver die in de belangstelling van de "firma" stond, als schrijver die Inoffizieller Mitarbeiter was, als persoon werkzaam bij een uitgeverij - b.v. Walter Janka, die we als slachtoffer mogen aanmerken en zijn opvolger als Verlagsleiter bij Aufbau Klaus Gysi, die voor de Firma werkte - of bij de Hauptverwaltung Verlage und Buchhandel - b.v. de reeds eerder genoemde Christine Horn, die contactpersoon voor de Stasi was, maar niet helemaal vertrouwd werd, omdat zij t.a.v. kritische en oppositionele schrijvers een te weinig consequente, te verzoeningsgezinde houding en te weinig waakzaamheid aan de dag legde. Uiteraard ontbreken ook de namen van Politbürokraten als Erich Honecker, Kurt Hager en Erich Mielke (hoofd van de Staatssicherdienst) niet.

Het boek, dat weliswaar vol staat van geschiedenissen maar zeker niet anekdotisch is maar duidelijk gestructureerd, bestaat uit vier onderdelen:

  1. In het eerste wordt de opdracht van het MfS in het kader van de cultuurpolitiek van de SED uiteengezet, aandacht wordt gegeven aan wat wordt genoemd de cultuurpolitieke machtshiërarchie (Politbüro, ZK, Ministerium für Kultur, Hauptverwaltung Verlage und Buchhandllung (HV) enz.), zo ook aan de verhouding SED - MfS ("so simpel wie eindeutig: Die SED, genauer deren Führung, fungierte als Auftraggeberin, das MfS als deren sicherheitspolitischer Generalauftragnehmer") (p.47) en tenslotte wordt een historische schets gegeven van de ontwikkeling in de benaderingswijze in de verschillende periodes van de geschiedenis van de DDR (eerste helft jaren vijftig, de periode na 1956 (rede van Chroestjov, opstand in Hongarije en Polen), na de bouw van de Muur in 1961, na 1968 (Tsjechoslowakije), na 1971 (machtswisseling Ulbricht-Honecker), na 1976 (Biermann-affaire) en de jaren tachtig).
  2. In het tweede wordt een schets gegeven van het apparaat. De verantwoordelijkheid voor het "veiligheidsgebied" cultuur wisselde in de loop der tijden, maar vanaf 1964 was de Hauptabteilung (HA) XX Abteilung 1 verantwoordelijk. In 1969 werd - als reactie op de gebeurtenissen in Tsjechoslowakije in 1968 - voor de cultuur een aparte afdeling - Abteilung 7 - ingesteld. Deze kende, zoals geldt voor de gehele Stasi zowel 'full-time' ("hauptamtliche") medewerkers als medewerkers die naast een andere werkkring voor de dienst werkten als Inoffizieller Mitarbeiter (IM)), als Kontaktperson (KP) enz.
  3. In het derde deel geeft Walther een overzicht van de gehanteerde methoden. Om de productie van literatuur onder controle te houden werden niet alleen schrijvers ingezet om collega's in de gaten te houden, het onzichtbare net strekte zich ook uit over de uitgeverijen, de Schriftstellerverband, de Hauptverwaltung Verlage und Buchhandel , het PEN-Zentrum der DDR, de Akademie der Künste der DDR, het Ministerium für Kultur en de redacties van literaire tijdschriften.
  4. In deel 4 vinden we dan afgezien van het reeds genoemde persoonsregister o.a. een Decknamenregister, waarbij de auteur het overigens verkiest niet meteen de werkelijke naam te geven, maar door te verwijzen naar de desbetreffende pagina's het aan de lezer laat om te zien om wie het gaat.


 

Voor wie na deze 888 pagina's zich nog verder wil verdiepen in het werk van de Stasi zijn dan de volgende titels van belang:

 

Deckname "Lyrik" (14) is een "bloemlezing" die Reiner Kunze heeft samengesteld uit documenten die de Staatssicherheitsdienst tussen 1968 en 1977, het jaar waarin de schrijver naar West-Duitsland vertrok, over hem verzamelde. De documenten besloegen 12 banden, met in totaal 3491 bladen. Het boekje is een staalkaart van de methodes van de veiligheidsdienst: bespioneren, afluisteren, het onderscheppen van post, intimidatie enz., De beschuldigingen die met dit alles moesten worden onderbouwd: Staatsgefährdende Hetze § 106 StGB, Staatsverleumdung § 220 StGB. Aanleiding tot dit alles was vooral Kunze's dichtbundel: Sensible Wege (1969), zijn contacten met kritische geesten in de DDR en daarbuiten en Die Wunderbaren Jahre , verschenen in 1976 bij S.Fischer in Frankfurt a/M.

 

Stasi-documenten bevat ook Die Stasi war mein Eckermann oder mein Leben mit der Wanze van Erich Loest (17). Ook hier afgeluisterde gesprekken, rapporten over de "verdachte" en zijn contacten. Wat deze documenten, die Loest in 1990 van voormalige Stasi-medewerksters toegeschoven kreeg, zo mogelijk nog navranter maakt is dat hij er achter kwam dat ook personen die hij te goeder trouw had beschouwd en met wie hij zelfs bevriend was geweest voor de Stasi gewerkt bleken te hebben.

 

Hermann Kant was niet alleen een aan het regime loyale schrijver en van 1978 tot 1990 voorzitter van de Schriftstellerverband, hij werkte ook jarenlang (van 1957 tot 1976) voor de Staatssicherheitsdienst, onder de schuilnaam Martin. Van 1957 als KP (Kontaktperson), in 1963 bevorderd tot GI (Geheimer Informator), zoals de Inoffizielle Mitarbeiter toen nog genoemd werden, in 1968 bevorderd tot IMS (Inoffizieller Mitarbeiter zur politisch-operativen Durchdringung und Sicherung des Verantwortungsbereichs). In Die Akte Kant : IM "Martin", die Stasi und die Literatur in Ost und West (2) zijn documenten bijeengebracht die duidelijk maken hoe de carrières van de schrijver, de functionaris van de schrijversbond, de partijman en de medewerker van de veiligheidsdienst met elkaar in één persoon verenigd waren. Uiteraard voorzien van een uitvoerig inleiding van de hand van de redacteur en in de Anhang ook een naamsregister.

 

In mei 1992 vond Christa Wolf samen met haar man Gerhard Wolf bij de instantie die de documenten uit de archieven van de Staatssicherheitsdienst bewaart, de Gauck Behörde (21*) naast 42 banden met documenten uit de periode 1968-1980 (documenten van na 1980 waren kennelijk vernietigd) waaruit blijkt hoe ze door de Stasi in de gaten werd gehouden ook documenten waardoor ze eraan herinnerd werd dat ze tussen 1959 en 1962 als GI en later als IM voor de Stasi gewerkt had. Toen ze dit in januari 1993 in een artikel in de Berliner Zeitung bekend maakte, viel men in de media over haar heen. Akteneinsicht Christa Wolf, Zerrspiegel und Dialog (3) bevat o.a. de documenten uit de periode dat de schrijfster met de Stasi contact had, artikelen uit kranten en tijdschriften en brieven uit 1993 nadat een en ander bekend was geworden, een kleine selectie van documenten uit de periode dat Wolf zelf slachtoffer van de Stasi was en een voorwoord en andere teksten van de redacteur die het geval in zijn context plaatst.

Dat zij als informant voor de Stasi kennelijk niet van zo'n groot belang was als bij het werven gehoopt blijkt uit het feit dat, toen zij in 1962 van Halle naar Kleinmachnow in de buurt van Potsdam bij Berlijn verhuisde, de Bezirksverwaltung Potsdam van de Staatssicherheitsdienst "an einer Übernahme der IM nicht interessiert" was.


Schriftsteller aus der DDR : Ausbürgerungen und Übersiedlungen von 1961-1989 van Andrea Jäger (11) bestaat uit twee delen: een Autorenlexikon met uitvoerige biografische gegevens en per auteur een bibliografie van primaire en secundaire literatuur en een Studie waarin zij aan de hand van een beperkt aantal voorbeelden duidelijk maakt wat voor auteurs de redenen of oorzaken waren de DDR te verlaten.

Ze onderscheidt hierbij een drietal periodes en groepeert daarmee ook de motieven en achtergronden om te vertrekken.

  1. In de eerste vijftien jaar na de bouw van de Berlijnse muur vetrokken slechts weinig auteurs uit de DDR. In sommige gevallen ging het om Ausbürgerung, in één geval (Peter Huchel) kreeg een auteur toestemming om te vertrekken, sommigen maakten van de gelegenheid van een toegestane reis naar het buitenland (meestal West-Duitsland) gebruik om te emigreren, sommigen werden uit gevangenschap in de DDR vrijgekocht of geruild tegen spionnen van de DDR.

    Van deze groep gold dat men zich niet met de DDR kon identificeren en dat men niet kon of wilde voldoen aan de eisen die aan de literatuur werden gesteld.

  2. Na de Ausbürgerung van Wolf Biermann in 1976 kwam er een golf van vertrek op gang, die duurde tot begin 1981. De meesten vertrokken nadat men daartoe toestemming gevraagd en verkregen had, sommigen kregen een visum voor meerdere jaren, in twee gevallen keerde men niet terug van een verblijf in het buitenland en in één geval ging het om vlucht. Ook werden een aantal vooral jongere auteurs uit gevangenschap vrijgelaten en uitgewezen.

    Van deze groep geldt dat het hierbij vooral ging om auteurs die weliswaar een kritische houding hadden t.a.v. de DDR, maar de heersende toestanden wilden en dachten te kunnen verbeteren.

  3. In de jaren tachtig vertrok vooral de jonge generatie schrijvers en kunstenaars. Van deze groep geldt dat haar maatschappelijke idealen ver verwijderd waren van de socialistische ideeën. Sommigen sloten zich bij de vredes- en milieubeweging van de DDR aan, maar de meesten wilden niets met de traditionele manier van oppositie voeren te maken hebben en vele jonge kunstenaars sloten zich in deze tijd aan bij de alternatieve scene, vooral in Oost-Berlijn. Van deze groep kon de meerderheid met toestemming vertrekken, een aantal werd, al dan niet na gevangenschap, uitgewezen en in een drietal gevallen keerden auteurs niet terug van een verblijf in het Westen.


Ondanks alles kan volgens Kurt Adel schrijver van Die Literatur der DDR: ein Wintermärchen? (1) niet alle literatuur uit de DDR-tijd als waardeloos ter zijde worden geschoven. Immers, ondanks de repressie werden er wel degelijk interessante boeken geschreven en ook uitgegeven.

In de periode tussen 1945 en 1950 was er ook nog veel uitwisseling tussen schrijvers in Oost en West; pas met het ontstaan en de verheviging van de koude oorlog ontstaat er een aparte Westduitse en Oostduitse literatuur.

Volgens de auteur was het niet alleen zo dat de DDR-literatuur officieel gold als een voortzetting van de klassieke Duitse humanistische cultuur van Goethe, Heine, Klopstock en Hölderlin, maar werkten veel schrijvers ook in deze traditie. En wat de hedendaagse invloeden betreft, stond de literatuur van de DDR, hoewel er veel invloed uitging van de Sowjetliteratuur, wel degelijk ook open voor andere b.v. westerse invloeden.

Onmiskenbaar is natuurlijk dat vooral in de jaren vijftig en de eerste helft van de jaren zestig de SED-politiek een enorme invloed had op de literatuur en de speelruimte erg klein was. Toch was de invloed van het marxisme-leninisme veel minder groot dan men op het eerste gezicht zou denken. Veel belangrijker was de invloed van de Europese humanistische en christelijke cultuur en waar auteurs socialistische posities betrokken was dat - afgezien van de aan het systeem conformistische auteurs - meestal meer vanuit het humanisme ingegeven, dan door de officiële ideologie van het marxisme-leninisme.

Ook wat betreft de thematiek week de DDR-literatuur volgens Adel niet zo ver af van wat ook in het westen en m.n. in West Duitsland belangrijke thema's waren, b.v. de oorlog en de nederlaag van het Derde Rijk. Zelfs de uitwerking was niet altijd zo verschillend als men op grond van de officiële ideologie zou verwachten.

Wat overblijft van de DDR-literatuur zullen zeker niet de "brigaderomans" zijn, waarin positieve helden alles opofferen om het socialisme te doen zegevieren. Wat wel blijvend zal blijken te zijn is die literatuur waarin een eerlijk beeld wordt geschetst van een maatschappij die niet meer bestaat.

De auteur maakt in het op een na laatste hoofdstuk gewag van een gebeurtenis die plaatsvond in mei 1991: in een kleine plaats in Sachsen werden toen 1000 ton boeken in DDR-uitgave ontdekt - waaronder werken van Goethe, Schiller, Hegel, Fontane, Zola en Christoph Hein (*1944), die daar gestort waren om plaats te maken voor Westduitse uitgaven. Dit werd in de pers een "unglaubliche Kulturschande" genoemd.

 

 terug naar inhoudsopgave


Bibliografie

 

1. Adel, Kurt

Die Literatur der DDR : ein Wintermärchen? / Kurt Adel. - Wien : Braumüller,

cop. 1992. - 143 p. ; 23 cm

Met index.

ISBN 3-7003-0967-8

 

2. Die Akte Kant : IM "Martin", die Stasi und die Literatur in Ost und West / Karl

Corino (Hg.). - Reinbek bei Hamburg : Rowohlt, 1995. - 509 p. ; 19 cm. -

(Rororo, ISSN 0720-0943 ; 13776)

Met reg.

ISBN 3-499-13776-3

 

3. Akteneinsicht Christa Wolf : Zerrspiegel und Dialog : eine Dokumentation /

hrsg. von Hermann Vinke. - Hamburg : Luchterhand Literaturverlag, 1993. - 337 p. : ill. ; 21 cm

Met lit. opg.

ISBN 3-630-86814-2

 

4. Allein mit Lebensmittelkarten ist es nicht auszuhalten... : Autoren- und

Verlegerbriefe, 1945-1949 / hrsg. von Elmar Faber und Carsten Wurm. - 1. Aufl.

Berlin : Aufbau Taschenbuch Verlag, 1991. - 412 p. : ill. ; 18 cm. - (Aufbau

Taschenbücher ; 1)

ISBN 3-7466-0001-4

 

5. Feinderklärung : Literatur und Staatssicherheitsdienst / [Heinz Ludwig Arnold... et al.]. - München : Edition Text + Kritik, 1993. - 117 p. : ill. ; 23 cm.

- (Text+ Kritik, ISSN 0040-5329 ; H. 120)

Omslagtitel.

ISBN 3-88377-447-2

 

6. Fragebogen: Zensur : zur Literatur vor und nach dem Ende der DDR / hrsg. von

Richard Zipser. - 1. Aufl. - Leipzig : Reclam, 1995. - 341 p. ; 19 cm.

- (Reclam-Bibliothek ; Bd. 1541)

Met lit. opg.

ISBN 3-379-01541-5

 

7. Gerlach, Karola

Lust und Last des Büchermachens in der DDR : einige Bemerkungen zur Zensur / Karola Gerlach.

In: Osnabrücker Beiträge zur Sprachtheorie. Oldenburg: 91, n. 45, s. 59-64

 

8. Groth, Joachim-Rüdiger

Widersprüche : Literatur und Politik in der DDR 1949-1989 / Joachim-Rüdiger

Groth. - 2., unveränd. Aufl. - Frankfurt am Main [etc.] : Peter Lang, 1996. -

312 p. ; 21 cm

1e uitg. 1994.

ISBN 3-631-50048-3

 

9. Havekost, Hermann

Helden nach Plan? : Kinder- und Jugendliteratur der DDR zwischen Wagnis und

Zensur / Hermann Havekost, Sandra Langenhahn, Anne Wicklein ; mit Beitr. von

Birgit Dankert ... [et al.]. - Oldenburg : Bibliotheks- und Informationssystem

der Universität Oldenburg, 1993. - 369 p. : ill. ; 24 cm

Met lit.opg. en reg.

ISBN 3-8142-0443-3

 

10. "In der DDR gibt es keine Zensur" : die Evangelische Verlagsanstalt und die

Praxis der Druckgenehmigung 1954-1989 / Siegfried Bräuer, Clemens Vollnhals (Hg.). - Leipzig : Evangelische Verlagsanstalt, cop. 1995. - 422 p. ; 22 cm

ISBN 3-374-01583-2 brosch

 

11. Jäger, Andrea

Schriftsteller aus der DDR : Ausbürgerungen und Übersiedlungen von 1961 bis

1989 / Andrea Jäger. - Frankfurt am Main [etc.] : Peter Lang, cop. 1995-.... -

2 dl. ; 22 cm. - (Schriften zur Europa- und Deutschlandforschung, ISSN

0947-6857)

 

12. Jäger, Manfred

Kultur und Politik in der DDR, 1945-1990 / Manfred Jäger. - Köln : Edition

Deutschland Archiv, cop. 1995. - 287 p. ; 24 cm

Oorspr. titel: Kultur und Politik in der DDR. - 1982. - Met lit. opg.

ISBN 3-8046-0341-6

 

13. Janka, Walter

... bis zur Verhaftung : Erinnerungen eines deutschen Verlegers / Walter Janka ;

[mit Dokumenten aus dem Archiv des Aufbau-Verlages ausgew. von Carsten

Wurm]. - 1. Aufl. - Berlin [etc.] : Aufbau-Verlag, 1993. - 202 p., [8] p. pl. : ill. ; 22 cm.

ISBN 3-351-02410-x

 

14. Kunze, Reiner

Deckname "Lyrik" : eine Dokumentation / von Reiner Kunze. - Originalausgabe. -

Frankfurt am Main : Fischer Taschenbuch Verlag, 1990. - 124 p. : ill., facs. ;

19 cm. - (Fischer Taschenbuecher ; 10854)

Sachbuch Fischer.

ISBN 3-596-10854-3

 

15. Das letzte Wort hat der Minister : Autoren- und Verlegerbriefe 1960-1969 /

hrsg. von Elmar Faber und Carsten Wurm. - 1. Aufl. - Berlin : Aufbau

Taschenbuch Verlag, 1994. - 424 p. : ill. ; 18 cm. - (AtV ; 8010. Dokument und

Essay)

ISBN 3-7466-8010-7

 

16. 'Literaturentwicklungsprozesse' : die Zensur der Literatur in der DDR / hrsg.

von Ernest Wichner und Herbert Wiesner. - Frankfurt am Main : Suhrkamp, 1993.

- 226 p. ; 18 cm. - (Edition Suhrkamp / Guenther Busch, ISSN 0422-5821 ; 1782 ;

Bd. 782)

ISBN 3-518-11782-3

 

17. Loest, Erich

Die Stasi war mein Eckermann, oder: mein Leben mit der Wanze / Erich Loest. -

Goettingen : Steidl, 1991. - 154 p. ; 18 cm

Gemeinschaftsauflage mit dem Linden-Verlag, Leipzig.

ISBN 3-88243-178-4

 

18. Marlow, Joyce

Behind the curtain - the book trade in the GDR / Joyce Marlow . - In: The Bookseller ; (4379) 24 Nov 89, p. 1679-1681

19. Ein "Oberkunze darf nicht vorkommen" : Materialien zur Publikationsgeschichte

und Zensur des Hinze-Kunze-Romans von Volker Braun / hrsg. von York-Gothart Mix

. - Wiesbaden : Harrassowitz, 1993. - 235 p. : tab. ; 24 cm. -

(Veröffentlichungen des Leipziger Arbeitskreises zur Geschichte des

Buchwesens. Schriften und Zeugnisse zur Buchgeschichte ; Bd. 4)

ISBN 3-447-03422-X pbk.

 

20. Protokoll eines Tribunals : die Ausschlüsse aus dem DDR-Schriftstellerverband

1979 / Joachim Walther ... [et al.] (Hg.). - Reinbek bei Hamburg : Rowohlt,

1991. - 137 p. ; 20 cm. - (Rororo aktuell ; 12992)

ISBN 3-499-12992-2

 

21.Rüther, Günther

"Greif zur Feder, Kumpel" : Schriftsteller, Literatur und Politik in der DDR

1949-1990 / Günther Rüther. - Düsseldorf : Droste, cop. 1991. - 220 p., [18]

p. pl. : ill. ; 20 cm. - (Droste-Taschenbücher Geschichte ; 916)

Met lit. opg., reg. - Met lit. opg. en index.

ISBN 3-7700-0916-9

 

22....und leiser Jubel zöge ein : Autoren- und Verlegerbriefe 1950-1959 / hrsg.

von Elmar Faber und Carsten Wurm. - 1. Aufl. - Berlin : Aufbau Taschenbuch

Verlag, 1992. - 499 p. : ill. ; 18 cm. - (AtV ; 100. Dokument und Essay)

ISBN 3-7466-0108-8

 

23. Walther, Joachim

Sicherungsbereich Literatur : Schriftsteller und Staatssicherheit in der Deutschen Demokratischen Republik / Joachim Walther. - Berlin : Links, 1996. - 888 p. ; 21 cm. - (Analysen und Dokumente ; Bd. 6)

Met lit. opg. en reg.

ISBN 3-8615-3121-6

 

24. Wurm, Carsten

Der frühe Aufbau-Verlag, 1945-1961 : Konzepte und Kontroversen / Carsten Wurm.

- Wiesbaden : Harrassowitz, 1996. - 271 p. : ill. ; 24 cm. -

(Veröffentlichungen des Leipziger Arbeitskreises zur Geschichte des

Buchwesens. Schriften und Zeugnisse zur Buchgeschichte, ISSN 0942-4709 ; Bd. 8)

Oorspr. verschenen als proefschrift Berlin, 1995. - Met lit. opg. en reg.

ISBN 3-447-03826-8

 

25. Wurm, Carsten

Jeden Tag ein Buch : 50 Jahre Aufbau-Verlag, 1945-1995 / Carsten Wurm. - Berlin : Aufbau, 1995. - 157 p. : ill. ; 23 cm.

Includes bibliographical references.

ISBN 3-351-02440-1

 

26. Zensur in der DDR : Geschichte, Praxis und "Aesthetik" der Behinderung von

Literatur / erarb. und hrsg. von Ernst Wichner und Herbert Wiesner. - Berlin :

Literaturhaus Berlin, 1991. - 200 p. : ill. ; 24 cm. - (Texte aus dem

Literaturhaus Berlin ; Bd. 8)

Tentoonstellingskatalogus.

ISBN 3-926433-07-8

 

terug naar inhoudsopgave

 


Noten 

 

1* Aufbau-Verlag in Berlijn, Mitteldeutscher Verlag in Halle en Hinstorff-Verlag in Rostock

 

2* Kunze, Reiner

Die wunderbaren Jahre : Prosa / Reiner Kunze. - Frankfurt am Main : S. Fischer,

cop. 1976. - 127 p. ; 20 cm

ISBN 3-10-042003-9

 

3* Als zodanig heb ik die auteurs aangemerkt die na 1949 in dit deel van Duitsland leefden en werkten

 

4* CDU = Christlich Demokratische Union, LDPD = Liberal-Demokratische Partei Deutschlands, DBD = Demokratische Bauernpartei Deutschlands, NDPD = National-Demokratische Partei Deutschlands

 

5* Een goed overzicht geeft b.v.:

Weber, Hermann

DDR, Grundriß der Geschichte 1945-1990 / Hermann Weber. - Vollständig überarb.

und erg. Neuaufl. - Hannover : Fackelträger, 1991. - 367 p. ; 21 cm. -

(Edition Zeitgeschehen)

Oorspr. titel: DDR, Grundriß der Geschichte, 1945-1976. - cop. 1976. - 1e uitg.

1976. - Met lit. opg. en index.

ISBN 3-7716-2098-8

 

6* Er van uitgaande dat hij bij deze gelegenheid op dit punt de waarheid sprak:

Erich Honecker

Bericht des Zentralkomitees der Sozialistischen Einheitspartei Deutschlands an den X. Parteitag der SED / Erich Honecker. - Dresden : Verlag Zeit im Bild, [1981]. - 211 p. ; 17 cm

(p.142)

 

7* Dokumente zur Kunst-, Literatur- und Kulturpolitik der SED / hrsg. von Elimar

Schubbe. - Stuttgart : Seewald, 1972. - 1813 p. ; 25 cm

Reg.

(p.452 f.)

 

8* Loest, Erich

Der vierte Zensor : vom Entstehen und Sterben eines Romans in der DDR / Erich

Loest. - Köln : Edition Deutschland-Archiv im Verl. Wiss. u. Politik, 1984. -

96 p. ; 24 cm. - (Edition Deutschland-Archiv)

Bibliogr. van E. Loest en lit. opg.: p. 94.

ISBN 3-8046-8629-X pbk

 

9* Lexikon des DDR-Sozialismus : das Staats- und Gesellschaftssystem der Deutschen

Demokratischen Republik / Rainer Eppelmann ... (Hrsg.). - Paderborn [etc.] :

Schoeningh, 1996. - X, 806 S. ; 24 cm. - (Studien zur Politik ; Bd. 29)

ISBN 3-506-79329-2

 

10* Kahlschlag : das 11. Plenum des ZK der SED 1965 : Studien und Dokumente /

[hrsg. von Günter Agde]. - Berlin : Aufbau Taschenbuch Verlag, 1991. - 391 p.

: ill. ; 18 cm. - (Aufbau Taschenbücher ; 56. Dokument und Essay)

Met index.

ISBN 3-7466-0061-8

 

11* Over de Biermann-affaire en zijn repercussies op het culturele leven in de DDR en in de toenmalige Bondsrepubliek verscheen in 1994 een uitvoerig verslag van een conferentie georganiseerd door de historische commissie van de bond van Duitse schrijvers onder de titel:

Die Biermann-Ausbürgerung und die Schriftsteller : ein deutsch-deutscher Fall /

hrsg. von Renate Chotjewitz-Häfner ... [et al.] im Auftrag der

Geschichtskommission des Verbandes Deutscher Schriftsteller (VS), Fachgruppe

Literatur in der IG Medien--Druck und Papier, Publizistik und Kunst. - Köln :

Verlag Wissenschaft und Politik, cop. 1994. - 278 p. ; 23 cm. - (Bibliothek

Wissenschaft und Politik ; Bd. 52)

Protokoll der ersten Tagung der Geschichtskommission des Verbandes deutscher

Schriftsteller (VS), Berlin 28. Februar bis 1. März 1992. - Includes

bibliographical references.

ISBN 3-8046-8815-2

 

12* Zipser, Richard A.

The many faces of censorship in the German Democratic Republic 1949-1989. - Part One: A Survey / Richard A. Zipser. - In: The Germanic Review. Washington, DC.: 90, vol. 65, n 3, p. 111-117

 

13* Zipser, Richard A.

The many faces of censorship in the German Democratic Republic 1949-1989. - Part Two: The Authors Speak / Richard A. Zipser. - In: The Germanic Review. Washington, DC.: 90, vol. 65, n 3, p. 118-131

 

14* Berührung ist nur eine Randerscheinung : neue Literatur aus der DDR / [hrsg.]

S. Anderson, Elke Erb. - Köln : Kiepenheuer & Witsch, 1985. - 251 p. : Ill. ;

22 cm

ISBN 3-462-01734-9

 

15* Maron, Monika

Flugasche : Roman / Monika Maron. - Frankfurt am Main : S. Fischer, 1981. - 243

p. ; 19 cm. - (Collection S. Fischer ; 17) ([Fischer-Bücherei] ; 2317)

ISBN 3-596-22317-2

 

16* Braun, Volker

Hinze-Kunze-Roman / Volker Braun. - 1. Aufl. - Frankfurt am Main : Suhrkamp,

1985. - 198 p. ; 21 cm

Oorspr. dr. : 1985.

ISBN 3-518-03561-4 geb.

 

17* Janka, Walter

Schwierigkeiten mit der Wahrheit / Walter Janka ; [biograf. Notiz von Michael

Rohrwasser ; Nachtrag: Christa Wolf, Walter Janka]. - Orig.-Ausg. - Reinbek

bei Hamburg : Rowohlt, cop. 1989. - 127 p. : ill. ; 19 cm. - (Rororo Aktuell ;

12731)

ISBN 3-499-12731-8 pbk

 

18* Marschall, Judith

Aufrechter Gang im DDR-Sozialismus : Walter Janka und der Aufbau-Verlag /

Judith Marschall. - 1. Aufl. - Münster : Westfälisches Dampfboot, 1994. - 136

p. ; 21 cm

ISBN 3-924550-94-8

 

19* Janka, Walter

Spuren eines Lebens / Walter Janka. - 1. Aufl. - Berlin : Rowohlt, 1991. - 456

p. ; 22 cm

ISBN 3-87134-006-5

 

20* Becker, Jurek

Nach der ersten Zukunft : Erzählungen / Jurek Becker. - 1. Aufl. - Frankfurt am

Main : Suhrkamp, 1980. - 271 p. ; 20 cm

Op de omslag: Suhrkamp Leseexemplar, Herbst '80.

ISBN 3-518-02110-9

 

21* Joachim Gauck is de Bundesbeauftragte für die Unterlagen der Staatssicherheitsdienst der ehemaligen Deutschen Demokratischen Republik

 

 terug naar inhoudsopgave

 

© 1998 Aad van Duijn

Voor op- of aanmerkingen, aanvullingen en voorstellen voor een vertaling: duijn@uba.uva.nl